Niet elke transitie is hetzelfde
Het is lente. We zochten in de speeltuin naar haar peuter. Ze bleek door haar oudste zoon ondersteboven uit een schommel getilt te worden. Mijn dochter had samen met haar middelste kind het eigenlijk onbegaanbare pad achter de glijbanen gevonden en mijn zoon zat naast ons in een nieuw bibliotheekboek te bladeren. Charly en ik bespreken het wel en wee van de kinderen, een onderwerp wat onvermijdelijk is als je als twee ouders in een omheinde ruimte vol schreeuwend grut zit met je zak koekjes en je thermos thee. “Weet jij nog, Taya, dat ik een tijdje terug wat wilde weten over hulp aan en bevriende transgender?” Ik hum wat, terwijl ik tegerlijkertijd probeer om Finn zover te krijgen dat hij ook nog kaakjes overlaat voor de overige spruiten. “Nou, die transgender dat ben ik. Ik ben er, euh, zeg maar, achter dat ik verder wil als man.”
Coming out als transman
Ik kijk op. Doe mijn best niet verbaasd te kijken. In een flits vraag ik me af wat je eigenlijk moet zeggen in zo’n geval. Mijn hoofd twijfelt tussen zaken als: ‘Gefeliciteerd!’ ‘Jeetjeminee…’ En gewoon alleen maar ‘Oh?’
‘Das ff een verandering, kan ik me zo indenken’, breng ik er tenslotte uit. Mijn gesprekspartner lijkt niets op te vallen, en vertelt verder over wat uitvinden dat je trans bent nogal met zich mee kan brengen.
Maar, hoewel ik dus een poging deed niet verbaasd te kijken, eigenlijk ben ik wél een beetje verbaasd. Dit is Charly, het toonbeeld van een vrouw die weet wat ze wil. De dolle moeder, ruimdenkend, feminist, net als ik iemand die niet tegen onrecht kan en haar mening niet onder stoelen of banken kan steken. We bespreken samen sexualiteit en hoe open we staan voor alle vormen ervan. Ik had eigenlijk verwacht dat als iemand wel zou weten hoe ze qua gender in elkaar zat, hij het wel zou zijn.
Maar zo blijkt maar weer eens dat niets is wat het lijkt. Dat het helemaal niet zo vreemd is om na je dertigste pas door te krijgen dat je eigenlijk een man bent. Dat uit de kast komen als volwassene helemaal niet perse zo is omdat je heel je leven naast Harry Potter in een kast hebt gezeten. Ik moest daar echt wel even aan wennen, dat zoiets kon. Nu ja, om eerlijk te zijn, moest ik ook aan Charly’s nieuwe status als vriend zonder -in nogal wennen.
Vriend in transitie
Het is avond, en ik zit met Jurre en twee van onze kinderen op een bankje in de stad. Ik heb ze net verteld dat de moeder van hun vriendjes verder gaat als man, en ze dus nu twee papa’s *) hebben. ‘Maar wil ze dan ook hormonen enzo? Of meer verder als een soort genderfluide?’ Jurre wil meer weten over het hoe en het wat. ‘Hormonen wel geloof ik’, reageer ik, ‘maar niet genderfluid hoor, ze wil echt man zijn en zo gezien worden.’
‘Hij wil man zijn, mama.” Zegt Finnley naast me. Ja natuurlijk. Sorry. Jeetje, dat ‘hij’ is nogal wennen zeg. ‘Wil ze eigenlijk nog wel Charly heten, nu na de transitie enzo?’, vraagt mijn man naast me. ‘Nu je het zegt, daar heeft Zi-, Charl-, Hij iets over gezegd, maar dat weet ik niet meer zo precies…’ Ik merk dat ik ga hakkelen. Dat nieuwe voornaamwoord voelt verkeerd, en het valt me op dat ik op de fiets naar huis het een beetje ga vermijden. Waarom vind ik dit toch allemaal zo raar?
Moeite met de transitie
Toen mijn eigen genderkind in transitie ging mocht ik dat uiteraard moeilijk vinden. Dit was mijn kind, mijn vlees en bloed, wat ik met uren verschrikkelijke pijnen lijdend ter wereld had gebracht, en waarvan ik na al dat bloed, zweet en tranen toch vrij zeker leek te weten dat het een jongetje was. Ze had een piemel, om te beginnen, en dan ook nog van dat stereotype jongetjes gedrag als een voorliefde voor zwaardvechten, in bomen klimmen en je grote broer op zijn hoofd timmeren met de zojuist van hem gejatte autotjes. Toen wij rond haar zesde besloten dat verder leven als meisje mogelijk een goed idee zou zijn zaten we dan ook vol twijfels en vragen. Ze was zes, tenslotte, en nog niet echt in staat om voor zichzelf allerlei gevolgen te overzien.
Charly is al een jaar of dertig zes, en je mag verwachten dat hij heel goed in staat is om gevolgen te overzien en voor zichzelf te besluiten of dit de juiste weg is. Toch merk ik om de één of andere reden dat ik twijfel. ‘Weet hij dit wel zeker?’ stuitert er door mijn hoofd. ‘Wat als hij later besluit toch non-binairy te zijn?’ Ik denk maar door en door. ’Zou hij dat overwogen hebben?’ en ‘Jeetje, dan moet ik als hij non binair fijner zou vinden aan nóg een ander voornaamwoord wennen.’
Acceptatie?
Behalve dat ik het dan allemaal raar en onwennig vind, mag ik het ook niet echt van mezelf moeilijk vinden. Ik bedoel, ik ben Taya, blogger, schrijfster met plannen voor een boek, moeder met de missie om de wereld accepterender te maken voor alle genderkinderen, en uitgerekend ik zou dan moeite hebben om een van mijn beste vrienden als transgender te accepteren?
Let wel, ik accepteer. Ik ben een vat vol acceptatie, met liefde en knuffels indien gewenst. Mijn rationele zelf staat open voor iedereen, omdat ik nu eenmaal vind dat het niet mijn plaats is om te bepalen wat een ander voelen kan. Maar dat is het nu precies. Mijn ratio vindt dat. Mijn gevoel had een vriendin, die nu ineens een vriend geworden is. Het binnenste van mijn hart is een oermens, die waarde hecht aan patronen en tradities. Omdat mijn jager-verzamelaarsbrein nu eenmaal graag verbanden ziet, en er in mijn hersenen heel lang geleden het verband is ingesleten dat vagina=vrouw=moeder=geen hij. Ondanks dat ik wéét dat het niet zo werkt, vóélt het anders. En omdat mijn (en eenieders) hersenen niet zo houden van tegenstrijdigheid **) gaat het allerlei twijfels opwerpen. Als het namelijk niet helemaal goed voelt, misschien zit het dan ook wel niet helemaal goed?
Transitie twijfels
Bij onze transgender dochter hadden we maanden, jaren de tijd om met alle twijfels om te gaan. Bij elk badpak werd Sky meer vrouw, en toen de uiteindelijke stap kwam om haar ook als vrouw te gaan benoemen, was dat eigenlijk niet eens zo’n grote stap. Maar bij Charly zocht ik naar meer duidelijkheid. (Want blijkbaar is ‘ik ben transgender, en wil verder door het leven als man’ namelijk niet duidelijk genoeg voor mijn gevoel.)
Ik wil diep vanbinnen weten hoe zeker hij dit weet, als het even kan met bewijsmateriaal van voor- en nadelen lijstjes, of hij hormonen wil en zich wil laten opereren, omdat dit (blijkbaar?) een teken is van hoe zeker hij is van zijn zaak. Terwijl deze rivier van gedachten door mijn hoofd raast spreek ik mezelf streng toe. Dit is mijn hoofd die dissonant zit te wezen met mijn gevoel, en bovendien none of our business. Charly is Charly en wordt er niet anders van.
Nog steeds mijn vriend
Eenmaal thuis besluit ik het allemaal in een appje te zetten. Ik was die vrouw die ooit zei dat je alles kon bespreken tenslotte. Doodeng, want misschien wil mijn vriend al mijn twijfels wel helemaal niet horen. Maar ik wil zo graag laten weten dat ik het stoer vind, en moedig, en fantastisch dat hij nu meer zichzelf gaat worden. Dat ik daar wel nog een beetje aan moet wennen, en dat zoiets vast helemaal vanzelf zal gaan. Als mijn hoofd wat meer gewend zou zijn aan het hebben van een vriend die de moeder is van drie geweldige kinderen, dan komt het met mijn gevoel en die voornaamwoorden wel goed en is het ‘rare’ er wel af.
Moraal van dit verhaal: alles went, zelfs een vent. Zeker als de vent in kwestie gewoon een ontzettend leuk, lief, geweldig mens is.
*) De dolle moeder vind zelf dat je moeder bent als je kinderen gebaard hebt , wat ik heel mooi vind, maar naar de kinderen mogelijk een beetje ingewikkeld. Of misschien ook wel voor mij. Of dan toch in ieder geval voor nu, en voor de taaltechniek van dit blog.
**) Dat heet met een mooi woord cognitieve dissonantie. Ik schreef er al eerder wat over.