Transgender, seksualiteit en dysforie

Ik wil het eens met jullie over seksualiteit hebben. En dan niet de seks waar we babies van krijgen, maar je eigen naaktheid, je sekse en geslachtsdeel. Of liever, eigenlijk, die van Sky, en samen met haar van andere genderkinderen. Niet geheel verrassend is seksualiteit bij transgenders namelijk niet altijd een even makkelijk en vanzelfsprekend iets.

Gender vs Geslacht

Om te beginnen denk ik dat het even goed is als we de gender bread person (Ik heb bij Cavaria deze vandaan, ze noemen hem  ‘de genderkoek’) er even bijpakken. Hoe zat het namelijk ook al weer met gender, geslacht en sekse? Je gender is wat in je hoofd zit, dat wat je voelt dat je bent. Dat kan mannelijk of vrouwelijk zijn, maar ook agender  of genderfluide. Dat wat daar zit te zitten hoeft niet perse iets te maken te hebben met je geslacht. Dat is namelijk wat zich tussen je benen bevindt. In veel gevallen is dat een piemel, of een vagina. Op basis van die kenmerken krijgen babies een M of een V op hun paspoort gestempeld, en denken wij als samenlevening dat de vagina-kinderen wel zullen opgroeien tot meisjes en de piemel-gasten tot jongens. Daarbij moeten we ook intersex noemen, kinderen bij wie onduidelijk is of het hangende geval een piemel of een vagina is, of die bijvoorbeeld een piemel hebben maar wel eierstokken. Vaak werd er dan vergaderd over de M of de V, en werd het kind dan op papier in ieder geval mooi ingedeeld in een jongen of meisjeshokje. *) De buitenkant van onze gender bread person is zijn gender expressie en zegt helemaal niets over hoe zij zich voelt of wat er tussen de beentjes bungelt en tot slot heeft zijn hart een romantische aantrekkingskracht tot anderen, waardoor zij zich mogelijk lesbisch voelt, of bisekueel, maar wat dan weer niets te maken hoeft te hebben met alle bovengenoemde andere onderdelen. Begrijpen we het nog?

Seksualiteit bij transgenders is moeilijk

Waar ik het dus over wilde hebben is het geslacht. Bij een gemiddelde transgender is dat al dan niet bungelende hoopje lijf namelijk iets waar ze nogal mee zitten. In het meest positieve geval past de vagina die daar zit en het daar door ons aan vast geknoopte gender van ‘meisje’ namelijk niet bij hoe het genderkind zich voelt. Het zou ook nog zomaar kunnen dat die piemel daar beneden elke dag wordt gehaat omdat hij bij iedere plaspauze herinnert aan dat wat je transgender niet wil zijn: een jongen. We noemen dat met een moeilijk word dysforie, wat eigenlijk vooral ‘een sombere en prikkelbare stemming’ betekent. In het woord genderdysforie, wat de diagnose is die veel genderkinderen krijgen, betekent het ‘het gevoel van onbehagen dat iemand ervaart als geboortegeslacht en genderidentiteit niet overeenkomen’. Heel kort door de bocht betekent dat dat geslachtsdelen vooral een onderdeel kunnen zijn van veel stress.

Hoe ziet dat er dan uit

Stel nu, je hebt een genderkind met erge dysforie gevoelens. Dat kan inhouden dat je kind naar de wc gaan een probleem vindt. Die confrontatie met de afschuwelijke piemel gaat ze liever maar uit de weg. Douchen kan iets zijn wat hij met zijn ogen dicht doet, om die afzichtelijke vagina maar niet te hoeven zien. Om het geheel nog wat completer te maken hoeft de dysforie zich helemaal niet te bepreken tot het geslacht. Je kind kan zich ook druk maken over het haar (‘het lijkt op dat van een jongen, mama, écht!’), zijn heupen (te rond!), de stem (niet hoog genoeg!) of eigenlijk min of meer alles aan het lijf wat volgens zichzelf niet past bij hoe de transgender vind dat ze eruit zou moeten zien. Het is dus een gevoel, geen objectieve conclusie. Iemand die er voor ons als leek totaal niet uitziet als transgender en waarvan elke voorbijganger zou zweren dat het écht een meisje was, kan zich vanbinnen vol met angst voelen omdat ze denkt dat iedereen ziet dat ze met een piemel is geboren. **)

Niet elke transgender heeft dysforie

Niet elke transgender voelt overigens evenveel dysforie. Sterker nog, sommige transgenders voelen zich eigenlijk helemaal niet zo negatief tegenover dat stuk lichaam tussen hun benen. Waar voor het de één zijn droom kan zijn om met een echte piemel tegen een boom te plassen, kan de ander zich eigenlijk wel oké voelen met die vagina daar beneden. Niet elke transgender wil een heel scala aan operaties. Sommige transmannen willen misschien later zelf een kind kunnen baren  en een genderqueer voelt zich mogelijk min of meer in het midden van het genderweb en vindt die penis wel een handig ding bij lange autoritten.

Het lijkt iets waar weinig over gepraat wordt. Er leeft zoiets als de vraag ‘ben ik wel trans genoeg?’ Als je je niet super naar voelt met je geslachtsdeel, ben je dan wel echt transgender? De diagnose voor genderdysforie heft immers in zich dat je behoorlijk moeite moet hebben met dat geslacht, zonder die moeite ben je blijkbaar toch niet ziek genoeg. En veel programma’s die we tot nu toe op TV voorbij zagen komen (Hij is een Zij bijvoorbeeld, of M/V/X), waren wel erg gefocust op de lichamelijke transitie van de personen die eraan deelnamen.

Wat doe je aan dat gevoel

Er is niet één manier om transgender te zijn. Net zoals alle andere personen zijn ook LGBT+ mensen individuen met eigen ideeën en gevoelens. Of je nu helemaal geen of juist heel veel last heb van nare gevoelens over je lijf, je bent even belangrijk, en even trans. Transgender is namelijk de verzamelnaam voor iedereen die zich niet fijn voelt bij het gender wat hij bij zijn geboorte gekregen heeft, ongeacht hoeveel last je daarvan hebt.

Hoe kan je je genderkind helpen als ze zich zo rot voelt? Mijn advies is eigenlijk heel simpel: vertel je kind dat het er mag zijn zoals het is. Lees een boekje of kijk eens tv,  bezoek een lotgenoten dag voor genderkinderen van GO zodat je kleine ziet dat er anderen zijn zoals zij. Liefde en bevestiging van de mensen om je heen is belangrijk voor elk kind, en voor je genderkind des te meer. Maar soms heb je meer nodig. Het hebben van een psycholoog of andere therapeut (Wij hebben een bewegingstherapeut, wat heel goed werkt als je kind niet zo’n prater is) kan helpen om je kind te helpen focussen op wat er goed is aan zichzelf.

Hoe ziet dat er bij ons uit?

Sky is wat ambivalent naar haar geslacht. Als het erom gaat dat anderen het mogelijk kunnen zien, dan wil ze zich het liefst verstoppen. Stel je voor dat iemand ziet dat je een piemel hebt, dan geloven ze niet dat je een meisje bent. Het gevoel ‘ik ben niet trans genoeg’, of eigenlijk meer ‘ik ben niet meisjesachtig genoeg’ is soms erg aanwezig. Als ik een oud, rood shirt van Finnley uit de kast trek omdat ze voor de scouting iets aan moet wat smerig mag worden, dan is ze bang dat de hele stad ziet dat ze geen echt meisje is.

Als we loslaten wat de buitenwereld vinden kan, dan is ze nog niet zo boos op die piemel. Je kunt er waanzinnig makkelijk mee tegen bomen piesen in het park (Mama, de wc is véél te ver weg, ik ga hier wel), er honderdduizend vieze poep en pies grapjes over maken en als je zus en zo over de dekbed schuift als je net gedoucht hebt voelt dat eigenlijk best wel lekker daar beneden. Als ze met haar beste vriendin speelt eindigen ze altijd naakt (meestal ondersteboven aan het bed in een poging om uit te zoeken of je een radslag kunt maken in de slaapkamer.) Is ze nu minder ‘trans’ dan een genderkind wat al op tweejarige leeftijd vraagt wanneer zijn piemel gaat groeien? Of de puber die serieus overweegt haar geslacht er zelf maar af te snijden?***)

Gewoon maar normaal

Toen ik aan de genderpoli van het VUmc  vroeg of dit gemiddeld was bij (gender)kinderen kreeg ik er eigenlijk niet echt antwoord op. Gelukkig ben ik ooit lid geworden van een Engelse facebook groep voir ouders van jonge transgenders. Na mijn vraag of er daar meer kinderen waren die hun piemel niet perse eraf wilden knippen, bleken er veel, veel meer ouders te zijn van transgenders zonder dysforie dan ik eerst had gedacht. Na enig googlen bleek ook dat bezig zijn met je geslachtsdeel bij kinderen de normaalste zaak van de wereld is. Kinderen, transgender or otherwise, zijn net mensen, zo blijkt. Zolang wij ze aanleren dat ze daarbij rekening houden met de gevoelens van anderen en dat anderen rekening moeten houden met die van hun, is er eigenlijk geen vuiltje aan de lucht.

We hebben nu een boekje.
Met lekker veel plaatjes. Er staan vragen in van kinderen over seksualiteit. Soms leest ze er een beetje in, maar ze kijkt vooral. Mijn missie om seksualiteit en alles eromheen zo bespreekbaar mogelijk te houden lijkt tot nu toe redelijk te lukken.

Het enige wat ik mis is in dat plaatjes boek is tekeningen van transgenderpersonen. Dat, en die samenleving waarin het gewoon niet uitmaakt of je een piemel of een spleetje hebt, of iets ertussenin. Maar goed, laten we niet teveel in één keer willen. Daarbij, wat hou ik dan nog over om over te schrijven?


*) Daar valt vanalles van te vinden, wat ik uiteraard ook doe, maar dat is een verhaal voor een ander blogje.

**) Een voorbeeld van hoe dat kan voelen is hier heel mooi beschreven
***) Het gebeurd. Helaas. Niet heel veel gelukkig, zo lijkt het. Het helpt ontzettend als we genderkinderen accepteren zoals ze zijn, en ze in de rol mogen leven zoals ze willen. Het zou nóg meer helpen als we met zijn allen stoppen dat geslacht zo bepalend te vinden voor hoe een mens zijn leven inricht.

4 thoughts on “Transgender, seksualiteit en dysforie”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *